In deze editie van “in gesprek met” vertelt Thom Stuart over zijn liefde voor dans, de start van zijn dansgezelschap De Dutch Don’t Dance Division en de manier waarop de pandemie het Haagse gezelschap geraakt heeft. Raak geïnspireerd door zijn positieve energie en zijn ambitie om dans toegankelijk te maken voor iedereen.
Thom Stuart:
“Als docent werk ik altijd met een positieve energie en dat verwacht ik van mijn dansers ook. We werken allemaal vanuit een passie.”
Thom Stuart is geboren in Heerlen. Op zijn 4e stond hij voor het eerst in een balletles en op twaalfjarige leeftijd werd Thom aangenomen op de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Tijdens zijn succesvolle danscarrière heeft Thom onder anderen gewerkt bij Scapino Ballet, Introdans en Feld Ballet New York. Ook als choreograaf en docent heeft hij een indrukwekkende geschiedenis, waarvoor hij meerdere prestigieuze prijzen in ontvangst mocht nemen.
In 1996 richtte hij samen met zijn partner Rinus Sprong het dansgezelschap De Dutch Don’t Dance Division op. Naast hun bekendheid binnen de danswereld, zijn ze bij het grote publiek vooral bekend van hun deelname aan onder andere de Ultimate Dance Battle en Everybody Dance Now.
Met De Dutch Don’t Dance Division creëerde en produceerde Thom veel verschillende dansvoorstellingen. Zijn visie is dat dans toegankelijk moet zijn voor iedereen. Het dansgezelschap werkt graag samen met verschillende soorten dansers, leeftijden en doelgroepen.
Hoe zijn jullie op de naam De Dutch Don’t Dance Division gekomen?
“Het liedje The Dutch Don’t Dance van Annie M.G Schmidt uit de musical Foxtrot is de inspiratie geweest voor de naam. Deze musical speelde in de 70tiger jaren. Zowel Rinus Sprong, medeoprichter van de Dutch Don’t Dance Division, als ik hadden die LP plaat destijds. Een stukje uit de songtekst luidt: ‘The Dutch don’t dance, there are a few who do, just a few, but if they do, that’s to much for the other Dutch, so they never get a chance.’ Het gaat over de Hollanders, voeten in de klei, dus ze kunnen niet dansen.
Het liedje klopt natuurlijk wel. Zeker na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland een rijke danscultuur ontwikkeld, toonaangevend in moderne dans. Maar wij zijn van oorsprong niet een dansland. In landen zoals Hongarije of Israël kent iedereen op straat de volksdansen. Maar vraag hier in Nederland iemand op straat op de Jan Pierewiet te dansen, dan heeft niemand enig idee.”
Hoe heeft de pandemie jullie dansgezelschap geraakt en hoe zien jullie de toekomst van het gezelschap?
“Net zoals elk dansgezelschap denk ik, heeft de pandemie ons behoorlijk geraakt. Allereerst voor jonge dansers die geen auditie kunnen doen en niet kunnen performen. Wij zijn een jong gezelschap met allemaal dansers tussen de 18 en de 22 jaar oud. Dit is een periode waarin je je moet ontwikkelen, als danser en als mens. Daarnaast is het voor het gezelschap ook pittig. Binnen een maand tijd namen wij afscheid van onze zakelijk leider, kregen we de pandemie over ons heen en een negatief subsidieadvies van de gemeente Den Haag. Dus we hebben behoorlijk moeten strijden het eerste Corona jaar.
Een belangrijk onderdeel van ons repertoire is onze kerstproductie. Wij creëren ieder jaar een grote kerstproductie met ruim 80 dansers. Ondanks een aantal aanpassingen moest deze het eerste Corona jaar toch gecanceld worden. Ook dit jaar is de kerstproductie afgelast. We hebben vanaf oktober keihard gewerkt en gerepeteerd. Maar helaas moesten we hier net voor de eerste kostuum doorloop ook de stekker uit trekken. We zijn wel heel creatief geweest. Binnen tien dagen hadden we een online ballet gecreëerd. Dat neemt niet weg dat we uiteraard gewoon willen performen voor een live publiek. Gelukkig is dat af en toe gelukt.”
“Vooral de onzekerheid over wanneer we nu wel weer mogen optreden blijft lastig.”
De Dutch Don’t Dance Division is vooral gericht op de stijl ballet, waar is jouw liefde voor ballet ontstaan?
“Wij zijn één van de weinige kleine gezelschappen die (neo)klassieke stukken maakt, inclusief spitzenwerk. Daarnaast maken we zeker ook moderne stukken. Aangezien de kerstvoorstelling werd gecanceld, ben ik bijvoorbeeld kunnen beginnen aan het maken van een stuk op het nummer Roxanne. Dit idee had ik al 20 jaar. Hierbij gebruik ik zowel het originele nummer van The Police uit de 70tiger jaren, het nummer van George Michael uit de jaren ‘90 en de versie uit de film Moulin Rouge. Dit is echt een modern stuk, maar wel op spitzen. Onze dansers doen dus echt allebei; ballet en modern. Puur ballet bestaat niet meer. Als je bij het Nationale Ballet zit, moet je ook modern kunnen dansen, dus wij willen onze dansers graag zo breed mogelijk opleiden.
Ik ben op mijn twaalfde begonnen op het Koninklijk Conservatorium. Dit was een zeer klassieke balletschool. Na mijn tijd op het Conservatorium ben ik als choreograaf aan de slag gegaan en ben ik eigenlijk steeds moderner of meer hedendaags geworden. Op een gegeven moment ben ik toch meer teruggekeerd naar mijn roots. Ik geloof wel echt dat klassiek ballettechniek een sterke basis geeft. Ik heb ook altijd bij gezelschappen gedanst, zoals het Scapino ballet of Introdans, waarbij de training in ieder geval klassiek was. In het repertoire weken we dan wel regelmatig af van de klassieke stijl voor een modernere of extremere dansstijl.”
“Als basis ben ik altijd gek gebleven op ballettechniek en ik vind creëren op spitzen heel erg leuk om te doen.”
Hoe zorg je er als docent voor dat je altijd het beste in de leerlingen naar boven haalt?
“Ik denk dat Rinus en ik allebei een klassieke stijl geven zonder maniërisme, dus heel erg puur. Het is gericht op de techniek en op balletdansers van de 21e eeuw. Hiermee bedoel ik zonder alle hoofdjes, handjes en onnodige maniertjes. Daarnaast kijken we goed naar het individu, dus niet op de ouderwetse manier van ‘je moet helemaal plat staan in de eerste of in de vijfde positie’. Als iemand die uitdraai gewoon niet in z’n heupen heeft, dan verpest je iemands knieën en enkels. Dat is met mij ook gebeurt vroeger.”
“Je moet goed blijven kijken naar hoe iemand werkt en wat dat individu nodig heeft.”
“Verder werken wij altijd met een positieve spirit. Als docent werk ik altijd met een positieve energie en dat verwacht ik van mijn dansers ook. We doen het geen van alle voor ons verdriet. We werken allemaal vanuit een passie. Als ik een danser zie die de sterren van de hemel danst, maar niet werkt met een positieve spirit dan neem ik diegene echt niet aan. Driekwart van de tijd breng je toch door met elkaar in de studio. Daarom vind ik de sfeer in de company heel belangrijk. Gelukkig hebben we een hele leuke groep dansers en proberen we zoveel mogelijk leuke dingen te doen om de teamspirit hoog te houden. Dat is heel belangrijk.”
Ruim 20 jaar geleden zijn jullie De Dutch Don’t Dance Division gestart in Den Haag. Waarom kozen jullie voor deze stad en welke invloed heeft Den haag binnen het dansgezelschap?
“Den Haag betekent heel veel voor mij. Ik heb van mijn 12e tot mijn 19e op het Koninklijk Conservatorium gezeten in Den Haag. Daarna hebben Rinus en ik in veel verschillende steden gewoond en gewerkt, waaronder 6 jaar in Amsterdam. Vervolgens ook in New York en Tel Aviv. Uiteindelijk gingen we freelance werk doen en stonden we voor de beslissing om weer terug te gaan naar Amsterdam. Er zijn echter al zoveel dansgezelschappen en -projecten in Amsterdam. Daarnaast kreeg ik een aantal kansen bij het Korzo Theater in Den Haag en later ook bij Theater aan het Spui. Dus kozen we ervoor om terug te gaan naar Den Haag. We hadden niet meer zo’n zin in die gekte van Amsterdam en we houden allebei ontzettend veel van Den Haag. Inmiddels wonen we hier alweer 27 jaar.
Den Haag speelt voor De Dutch Don’t Dance Division een belangrijke rol, omdat we niet alleen in de theaters staan. We dansen ook op ongebruikelijke plekken, zoals het Zuiderstrandtheater waar we letterlijk op het strand optreden. Maar ook in kerken of midden in de stad Den Haag. Het verhaal van onze kerstproductie, De Notenkraker, speelt zich bovendien ook af in Den Haag. Dus we zijn op verschillende manieren wel heel erg met de stad verbonden. We hebben een enorme community opgebouwd. Ik zie de Dutch Don’t Dance Division daarom echt als een stadsgezelschap.”
Het was erg inspirerend om een inzage te krijgen in Thom’s werkwijze en zijn kijk op de danswereld. Het enthousiasme en zijn liefde voor het vak kwamen sterk naar voren in het gesprek. Het is mooi om te horen dat de positiviteit en creativiteit van Thom en het gezelschap ervoor gezorgd hebben dat ze, ondanks de pandemie, hun sterke positie in de danswereld hebben behouden.
Over “In gesprek met”
De COVID-pandemie heeft laten zien hoe belangrijk de kunst- en cultuursector en de entertainmentbranche eigenlijk zijn voor het mentale welzijn van- en de verbondenheid tussen mensen. Tegelijkertijd hebben juist deze sectoren vele tegenslagen ervaren. Om jullie lezers een hart onder de riem te steken, gaan wij in gesprek met inspirerende professionals.
In deze interviews wordt aandacht gegeven aan hoe zij omgaan met de huidige situatie, maar ook aan relevante onderwerpen waar zij voor pleiten, variërend van dans en cultuur tot muziek, kunst, diversiteit en gezondheid. Hiermee hoopt DANSWinkel iedereen te motiveren om niet alleen fysiek, maar ook als gehele sector in beweging te blijven.
Meer lezen? Bekijk hier alle kunst, cultuur en dans interviews.